top of page
M. van Donselaar

Mijn weg; deel 2


...Toen ik in contact kwam met het heidendom ging er een wereld voor me open. Er ontwaakte iets oer van binnen... Iets heel ouds sloop mijn geest in en maakte dat ik obsessief begon te studeren. Ik slokte de kennis en boekenstof op tot ik doordrenkt was met het noordwest- Europese heidendom. Er ontwaakte een zoeker in mij, een spiritueel zoeker, met een honger als een wolf aan het einde van de winter. Mijn nieuwsgierigheid bracht me bij allerlei mensen, sommige goed voor mij, die me de weg naar binnen wezen; naar mijn ziel, naar mijn binnenste connectie met de natuur, en anderen waren minder goed voor mij, omdat zij me lieten twijfelen aan wie ik was, me mezelf lieten bewijzen wie ik was en uit welk hout ik was gesneden, groepen die draaiden op ego en op status en kennis. Mijn nieuwsgierigheid werd me teveel en ik bevond me in allerlei groepen en kringen door elkaar, ik wist vriend niet meer van vijand te onderscheiden, zoals ik al eens eerder in mijn leven had meegemaakt - in mijn tienerjaren - en ik dwaalde door een doolhof dat het heidendom heette. De één zweerde bij Odin, de ander bij Wodan, de één vond dat Asatru alleen voor de Germanen was, de ander vond dat iedereen in de geest bij de goden van elk pantheon kon en ermee kon verbinden, de één was archeologisch ingesteld, en zei dat we van niks uit konden gaan wat betreft de runen omdat we enkel de namen hadden en er geen enkele betekenis zeker kon worden gesteld, weer een ander zong de runen en ondervond zelf wat die trillingen binnen haarzelf teweeg brachten. De één las rituelen af van papiertjes, de ander stond vol overgave te stotteren met de armen naar de hemel gericht, de één vond in het heidendom een levensweg, zelfs zonder spirituele component, de ander vond dat het heidendom niet zonder goden kon. De één bezag het heidendom pantheïstisch, vele goden maakten één, de ander zag juist alle lokale godinnen als absoluut en afzonderlijk van anderen, de één vond dat wij enkel hier het lokale moesten eren en onderzoeken, de ander voelde dat zijn ziel nog verder reikte dan deze bodem.... En zo dwaalde en dwaalde ik in dit land van vele meningen en zienswijzen en ik merkte dat het heidendom erg leek op een studie maar ik miste - onbewust - de spirituele, diepere ervaring. Ik verdwaalde in meningen en in kennis, en verloor daarbij juist nog meer mijn contact met mijn intuïtie en mijn gevoel, en daarmee verloor ik ook mijn intense verbinding met de natuur en de andere wereld. Het was het tegenovergestelde van wat het heidendom wilde, het heidendom leek een hoofd-wereld, afgesloten van het buik- en hart gevoel. Het leek een wereld te worden waarin iedereen het ineens beter leek te weten dan de ander, en hoewel dit misschien ook wel zo was, was ik niet op zoek naar een cultuur of traditie waarin gelijk hebben een belangrijk element leek te zijn. Al die tijd, al sinds dat moment aan het meer van Genève, waar ik de IJslandse boeken las waarin voor het eerst de naam Odin voorkwam, voelde ik me verbonden met deze mysterieuze godheid met het ene oog. Ik begon over hem te dromen en hij voelde als iemand die dichtbij me stond. In de periode waarin ik met de wicca bezig was, spraken ze van een god en een godin, die ik op den duur Odin en de Godin begon te noemen, geen idee waarom. Het voelde goed zo, de Godin hoefde geen naam te hebben. Odin bleef altijd Odin voor mij. Wodan was een naam waar ik me niet genoeg mee kon verbinden, hoewel mijn hoofd schreeuwde dat dit wel móest want Wodan was de naam die ze hem hier noemden, in dit gebied waar ik nu woon, de inheemse naam. Het lukte niet. Al sinds mijn 9e jaar was Odin Odin voor mij, en ik kreeg de naam niet uit mijn systeem. Hij representeerde, nu achteraf gezien, het mannelijke voor mij. Hij verbond zijn mannelijke energie met mij en hij werd mijn mannelijke gestalte, als een soort schim die met me mee liep. Wij mensen hebben allen een mannelijke en vrouwelijke component in ons, en het mannelijke in Mirjam verbond zich met Odin, met de dwaler, de mysticus, de verleider, de oorlogsgod, de gehangene, de stafdrager, hij die ergi was, de magiër, de runenmeester... Hoe meer ik over hem leerde, hoe meer ik dingen uit mijn vroege kindertijd herkende. Zoals de twee raven en de twee wolven die ik vroeger als "onzichtbare" vriendjes aan mijn zijde zag, toen ik nog maar vijf jaar oud was. Zij liepen met mij mee naar school. Mijn nieuwsgierigheid en mijn vroege uitvliegen deed me denken aan zijn zwervend bestaan; ik was uit huis op mijn 15/16e, de wijde wereld in, met onbedwingbare honger naar wijsheid, kennis en ervaringen. Mijn reflecterend vermogen deed me aan Odin denken, wat ik overigens van mijn vader geleerd had. Iedere week als ik bij hem ging eten, zat ik met hem op de bank met een biertje en stelde hij me vragen. Als psychotherapeut en niet de doorsnee man, had mijn vader gesprekken met mij zoals hij met ieder ander had: nooit over koetjes en kalfjes - dat kon hij gewoonweg niet - maar over de diepere, innerlijke belevingswereld van mij en de mensen. Hierdoor leerde ik heel veel over wie ik was en hoe ik dacht; ik zeg altijd dat ik mijn hele leven in therapie heb gezeten, omdat hij dit met me deed, en ik genoot er van. In die tijd wilde ik dolgraag een leraar, zoals in het sjamanisme de sjamaan ook een leerling had en ik zocht naargeestig naar iemand die me wilde onderwijzen op dit gebied. Toen mijn vader overleden was had ik het ineens door; hij was al die tijd mijn leraar... Door deze "sessies" werd mijn innerlijke wereld steeds beter zichtbaar, net als Odin leek mijn ene oog zich meer naar binnen te gaan richten, in plaats van al dat het zich al die tijd op de wereld om me heen gefocust had. Mijn innerlijke wereld ging steeds meer leven en samen met het starten met de opleiding tot Toegepast Psycholoog, brak er voor mij een nieuwe periode aan van het verkennen van deze innerlijke gelaagdheid binnen in mezelf. Ik fascineerde mijzelf mateloos. Niet mijn persoonlijkheid zelf fascineerde me, ik vond mijzelf als persoon helemaal niet zo interessant en belangrijk, maar meer hoe de psyche in elkaar zat, ikzelf was mijn eigen studieobject geworden. Mijn verlangens, mijn angsten, mijn vreugde, waar kwam dit alles vandaan? hoe kon ik hiermee omgaan? Wat vertelde dit mij over hoe de wereld was? Wat vertelde het me over wat ik was? Ik begon een thuis te oefenen met sjamanistische technieken toen ik 19/20 jaar was. Ik kwam daarna in contact met Linda Wormhoudt, nog via Hyves nota bene! - mijn goden, wat lang geleden! Ik kon me enorm in haar vinden en haar manier van sjamanisme sprak me erg aan - met name haar band met IJsland - en door contact met haar en soms tips die ze me gaf, leerde ik mijn weg te banen binnen mijn eigen sjamanistische wereld. Ik leerde mijn krachtdieren kennen, leerde over verbinden met planten, met de dieren, met de natuur, ik leerde mijn eigen ziel weer kennen, en de zielen van anderen... In combinatie met een basisopleiding in het sjamanisme via Lucia Klingefelter en Peter de Haan en de kennis die ik al die jaren op had gedaan over de kosmologie van het heidendom, kwam ik in het Noordwest- Europees sjamanisme dan eindelijk thuis en kon ik de werelden, binnen en buiten, met elkaar verenigen en vond ik eindelijk mijn spirituele richting. Dit gaf wortels, dit gaf grond, dit gaf identiteit, dit gaf me een verklaring voor alles wat ik mijn hele leven geweten en gevoeld had, in de natuur, met andere mensen, tijdens het urenlange tekenen op mijn kamertje, tijdens rituelen, en nog veel meer. Er vielen wel duizenden kwartjes in één keer. Toch was mijn oude ik nog steeds aanwezig, als een schim die me soms meesleurde, op reis, op pad, weg van mezelf, de wereld in. En ik vond nog steeds geen rust, hoewel ik wel eindelijk mijn voertuig, mijn weg, mijn eigen kiezelpaadje, gevonden had. Toch wist ik niet waar het sjamanistische paadje me toe leiden zou. Ik was een pad, een weg, een spoor, maar ik had geen doel. Doelloos zwierf ik weer rond, ondertussen deed ik mijn opleiding Toegepaste Psychologie, maar ook daar kon ik me niet altijd even goed concentreren. Wat was de wereld? Wat deden we hier? Wie ben ik? Waarom bestaat de wereld? Het waren vragen die me niet loslieten en welke belangrijker waren dan vriendschap, familie, school en alle andere dingen. De zoeker in mij was té sterk en het ging ten koste van alles. Ik dobberde op een bootje zonder peddels, een stuurloos schip, een auto zonder remmen of stuur, een verdwaald paard... En ineens, kreeg ik een droom. Een droom uit de meest ónverwachte hoek... In mijn droom liep ik naar het station in Leiden, zoals altijd na school, en terwijl ik de deuren van het station naderde zag ik een figuur zitten naast de schuifdeur. Hij zat op de grond als een bedelaar met zijn hand opgeheven en ik wist gek genoeg direct wie hij was. Hij had een wit gewaad aan, dat wat grauw en vuil was, maar zijn ogen straalden. Het was Jezus. Ik was in mijn droom net zo verbaasd als toen ik wakker werd erna en nog steeds moet ik een beetje grinniken als ik dit schrijf omdat ik weet dat niemand die dit leest dit verwacht van mij. Toch was ik niet bevooroordeeld over hem en liep naar hem toe, ik werd naar hem getrokken. Hij pakte zacht maar toch dwingend mijn hand vast en zei één zin die ik me altijd zou herinneren: "Mirjam, Mirjam, ze weten niet wat ze doen". Ik weet niet meer hoe ik me precies daarbij voelde, ik weet alleen dat ik een diepe vrede voelde van binnen, alsof dit zo simpel was en een hele hoop dingen oploste. Ik voelde rust. Eindelijk rust. Hij liet me los en ik liep naar binnen, stapte de trein op, naar huis toe. Toen ik wakker werd voelde ik me heel vredig maar ergens stomverbaasd en in de war. Wat betekende die zin? Waarom droomde ik over Jezus? Of all people? Mijn psychoanalytisch brein kon er niet bij waarom ik, gewortelt in het sjamanisme en het Noord-Germaans heidendom, ineens over de christelijke Jezus droomde. Toen ik die dag bij mijn vader aankwam, en met een biertje op de bank naast hem zat, in het licht van de ondergaande zon, vertelde ik hierover. Hij moest lachen. Ik snapte er helemaal geen bal meer van. Hij stond op en pakte een dik blauw boek en legde het in mijn schoot. Hij zei dat hij hier al jaren mee bezig was. Het boek woog voor mijn gevoel wel 2 kilo. Hij zei " weet je dan niet dat dat is wat Jezus aan het kruis zei? Hij zei; Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen". Een rilling liep over mijn ruggengraat. Wat had dit ineens allemaal te betekenen? Ik keek omlaag in mijn schoot naar het blauwe boek en ik had geen idee dat dit boek me heel veel zou helpen in de zware en gruweltijd die me te wachten stond en me zou introduceren in het non-dualisme. Op het boek stond "Een Cursus in Wonderen". ..

Meer volgt in deel 3...

Recente blogposts

Alles weergeven
Uitgelichte berichten
Recente berichten
Archief
Zoeken op tags
Volg ons
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square